De groei naar volwassenheid kan bij wijze van
spreken beschouwd worden als maidentrip (de eerste grote
“reis”) van
's mensen leven. Welke tocht men ook uitstippelt, op zijn minst moet de
(eind)bestemming bekend zijn. Verdwalen tijdens de “reis” is anders niet denkbeeldig.
De te volgen route behoeft minder aandacht dan het reisdoel: vorming van
een volwassen mens. Zegt het oude spreekwoord niet: “Er zijn vele
wegen die naar Rome leiden”? Zo kan men op verschillende manieren zijn
bestemming bereiken.
Ter
vergelijking: Het zeilschip “De Goede Verwachting” verliet de haven en hees het
grootzeil bij een stevige bries. Na een lange en zware reis bereikte men
eindelijk een haven. Helaas bleek het die van vertrek te zijn.
Op weg
naar een evenwichtig, zelfstandig functionerend mens vraagt opvoeden een goede
begeleiding van de pupil. Een ideale methode met uitgebreide regels bestaat
niet. (NB. De deskundigen op dit terrein verschillen van inzicht;
er is blijkbaar geen manier van opvoeden, die alom als beste wordt aanvaard.
Dat hangt samen met het feit dat het kind en de opvoeder ieder unieke personen
zijn. Ze verschillen in het samenstel van eigenschappen en zeker in de mate
waarin die hoedanigheden naar buiten treden.)
Veel informatie
over verantwoord opvoeden kan men ook vinden op de site opvoedingscanon.
(Zie: www.opvoedingscanon.nl ) Beschreven zijn daar 51
onderwerpen.
Dit hoofdstuk is gebaseerd op praktische levenservaring.
De
opvoeding begint al wanneer de baby de moederbuik verlaat; het einde ervan is
echter veel minder scherp afgebakend. Wettelijk bestaat in ons land voor ouders
de onderhoudsplicht tot de leeftijd van 21 jaar (langer als het
kind behoeftig is).
Dat moment zou men min of meer als eindpunt kunnen aanmerken. De periode waarin
alle karakteristieken, goede en slechte eigenschappen zich ontwikkelen omvat
meerdere jaren. Overigens eindigt geestelijke groei nooit. Directe
verantwoordelijkheid van de opvoeder echter stopt op zijn laatst bij het
bereiken van de eenentwintigjarige leeftijd.
In de
praktijk heeft het kind trouwens al tijdens de pubertijd meer zelfstandigheid.
De opvoedingsperiode benoemen met “groei naar volwassenheid” is een treffend
juiste typering. De opvoeder schept voorwaarden en draagt verantwoordelijkheid,
maar het kind zélf groeit op, wordt zélf volwassen. De taak van de ouders is
hun kind te helpen zich te ontwikkelen tot een lichamelijk en mentaal volgroeid
mens.
Liefde,
waarbij de belangen van het kind voorop staan, zich uitend in geven
(zonder
daarvoor iets terug te ontvangen; daarom dienen zonder verdienen), is de wezenlijke basis van de
opvoeding. De ouders dragen zorg voor het wel en wee van het kind, zolang het
dat zelf nog niet kan. Zeer veel zaken vragen speciale aandacht zoals: gezonde
voeding, kinderziekten, scholing op velerlei gebied, conditie en
lichaamshouding, sport en spel, zelfredzaamheid, maatschappelijke vorming, goede
manieren, culturele ontwikkeling maar ook het omgaan met verslavende middelen (roken,
alcohol, gokken).
Het zijn alle zaken die met steun (direct of
indirect)
van de opvoeder geleerd moeten worden.
De stelregel rust, reinheid en regelmaat
staat als het ware in de grondwet voor babyzorg. Ouders die zelf trouw zijn aan
deze regel vervullen een niet te onderschatten voorbeeldfunctie voor hun kinderen.
Het
gedrag zal vast en zeker af en toe bijsturing vragen. De aard, het karakter van
een kind, is te vergelijken met de koers van een olietanker; ondanks grote
inspanning zal bijsturing slechts heel geleidelijk kunnen plaatsvinden. Voor
aanpassing zijn er verschillende manieren; de ene werkt beter bij jouw kind dan
de andere. De meest bekende zijn:
1. Gewenning 2. Gewoontevorming 3. Voorbeeldfunctie 4. Stimulering |
5. Beloning 6. Bespreking 7. Aanmaning |
8. Gezag 9. Dwang 10. Bestraffing |
Leerling,
opvoeder, moment en situatie bepalen de meest geschikte werkwijze.
Vasthoudendheid aan goede regels en vastberadenheid van ouders zijn van groot belang;
ze geven duidelijkheid voor het kind. En indien de opvoeding door meerdere
personen plaatsvindt, is onderlinge afstemming van afspraken natuurlijk
noodzakelijk (“Eenheid van commando”).
Religie
en godsdienst zijn ongetwijfeld aspecten die aandacht verdienen voor een
levensvisie. Welke de opvattingen van de ouders ook zijn, religieus −
uitgaande van universele eenheid –, godsdienstig − uitgaande van een
bepaalde geloofsleer –, agnostisch (weet het niet) of atheïstisch (erkent
het niet),
tot ongeveer de pubertijd dient de zienswijze van de opvoeder als richtsnoer.
Voor het jonge kind is de voorbeeldfunctie van de ouders dan zeer bepalend.
Of
adolescenten in de voetsporen van de ouders treden, is lang niet zeker. Het is
niet vreemd dat jongelui gaan onderzoeken of de “aangeboren” religie wel bij
hen past. Weliswaar is educatie een belangrijke factor, maar ook zelf verworven
kennis, levenservaring en persoonlijkheid zijn van wezenlijke betekenis. Leren
respect te hebben voor andere inzichten van de jeugd is voor ouders een niet te
onderschatten opgave. Daarbij geduld oefenen getuigt van wijsheid.
In alle
religies (christendom, islam, hindoeïsme, jodendom,
boeddhisme, confucianisme), en ook in de ethiek, geldt de gulden regel: “Zoals jij niet behandeld
wilt worden, doe dat zelf ook niet met een ander. (NB. De formulering verschilt, waar het op aan komt is hetzelfde) In godsdiensten heeft men tevens
opvattingen over vergeving, genade, voortbestaan van de geest en over
reïncarnatie. Er is al eerder op gewezen: respect tonen voor denkbeelden van
het kind en geduld oefenen wordt meer aanbevolen dan de puber met dwang, in
welke vorm dan ook, tot andere inzichten te brengen.
Vanwege
wederzijds respect behoeft de opvoeder zijn eigen geloofsovertuiging natuurlijk
niet te verloochenen; men hoeft zijn licht niet onder de korenmaat te zetten.
In
oorsprong zijn er tientallen, misschien wel meer dan honderd vijftig
verschillende karaktertrekken in elk mensenkind aanwezig. Men zou zich kunnen
voorstellen dat al die kenmerken in de kiem in zijn bolletje opgeslagen zijn.
Tijdens de groei naar volwassenheid ontwikkelen bepaalde kenmerken zich tot
dominant herkenbare hoekpunten.
Kenmerken zijn bijvoorbeeld: Aandachtig accuraat afgunstig angstig begerig
beheerst beleefd berekenend bescheiden betrouwbaar bitter blij boosaardig
dankbaar deemoedig deugdzaam dominant driftig dwingerig eerlijk eigengerechtig
eigengereid egoïstisch enthousiast fatalistisch fatsoenlijk feestvierder
gastvrij geestkrachtig gehoorzaam gelovig gelukkig genadig genoeglijk genieter gevat
gevoelig gewelddadig gewetensvol gezagsgetrouw gierig goedaardig goedig gul
haatdragend harmonieus hartstochtelijk hebzuchtig heerszuchtig hoogmoedig hoopvol
huichelachtig idealist ijdel ingetogen intelligent jaloers kameraadschappelijk
karaktervol karakterloos kenner kleinzielig kwaadwillig kwelgeest kwetsbaar laf
lawaaischopper leep leugenachtig lichtzinnig lief liefdadig lijdzaam
luidruchtig lui lusteloos lustig machtig mannelijk moedig moorddadig
onafhankelijk nederig netjes nijdig nijver offervaardig onafhankelijk
onbaatzuchtig onbeschoft ongevoelig onkreukbaar onmatig oordeelkundig ootmoedig
opdringerig opgewekt ordelijk perfectionist plichtsgetrouw rechtvaardig
respectvol roekeloos ruziezoekend schaamteloos schuldbewust seksgericht
sentimenteel slap slordig sober spaarzaam sportief spilzuchtig superioriteit
tevreden tobberig toegewijd tolerant traag trots trouw verdrietig vergevend
verleidend uitbuitend verantwoordelijk verraderlijk vertrouwelijk verzoener
vlijtig vredig vreedzaam vreugdevol vriendschappelijk vrijheidslievend vrolijk
vroom vrouwelijk waardig waarheidlievend wedijverend weelderig weemoedig
weldadig wellevend willoos wijs wraakzuchtig zachtmoedig zelfbewust
zelfgenoegzaam zelfsaboterend zelfzuchtig zuinig
zorgvuldig zorgzaam zwaarmoedig.
Eigen
kiemkracht én omstandigheden bevorderen de ontplooiing van het karakter.
Begeleiding daarbij is de taak van de opvoeder. Wordt een deugd te sterk benadrukt
door de opvoeder, dan werkt dat dikwijls averechts, zo blijkt uit ervaring.
Lang geleden stelde Aristoteles:
“Elke deugd houdt het midden
tussen twee verwerpelijke uitersten.”
Het
samenstel en de dominantie van de karaktertrekken tekenen de unieke persoon,
die uit het kind groeit. De ene eigenschap is meer gewenst dan de andere.
Sommige hebben scherpe kantjes; het gladstrijken daarvan is in het belang van
het kind. Vorming is een uiterst verantwoordelijke opgave.
Een
oude wijsheid voor vorming is:
Zaai een
gedachte – oogst
een handeling
Zaai een handeling –
oogst een gewoonte
Zaai een
gewoonte – oogst
een karakter.
(NN)
Model voor karaktertrekken – Plume ©
Bij elk van de 7 hoekpunten staat een kenmerkende karaktertrek en een voorbeeld.
(Eerder
genoemde “150” zijn te
rangschikken in deze zeven groepen.)
Het
bevorderen van de groei naar een goed functionerende volwassene die tegen een
stootje kan, is te vergelijken met het kweken van een boom. Veel geduld en
goede omstandigheden zijn in de eerste plaats nodig. Bovendien is verantwoorde
begeleiding belangrijk. Dat laatste vraagt scherpe waarneming. Daarbij is
objectiviteit moeilijk en des te lastiger bij eigen “loten”. Bij voorkeur moet
de eigen ontwikkeling ongemoeid gelaten worden, behalve wanneer dat leidt tot
ongewenst gedrag. Bijsturing kan plaatsvinden met een van de eerder genoemde
tien methoden. Op een correctie behoort altijd een evaluatie te volgen om na te
gaan of deze effect gesorteerd heeft. Zelfs geringe vooruitgang mag best
geprezen worden, mede om het kind te stimuleren tot verdere verbetering.
In de
beeldspraak van bomen kweken, moet men tijdens de opvoeding waken voor:
− Het kweken van een leilinde:
te ver gaande begeleiding kweekt onzelfstandigheid.
− Het kweken van een knotwilg: het
beknotten van elk initiatief belemmert eigen ontwikkeling en creativiteit.
− Het toelaten van wildgroei:
voorkom misgroei door zinvolle regels en grenzen te stellen.
Dreigt
er iets mis te gaan (zoals het extreem veel huilen van een
baby, overmatige drift van een kind of misbruik van alcohol door een tiener), dan kan het wenselijk zijn
vóór verdere ontsporing ook deskundigen te raadplegen. Natuurlijk wil je als
ouder hen met raad en daad bijstaan, maar niet altijd is dat mogelijk. Zelfs
kan men zich afvragen of dat wel altijd wenselijk is (bij
hardleersheid, drugs bijvoorbeeld). Het klinkt vreemd, maar kinderen moeten zich
soms eerst een buil vallen om te leren hoe het niet moet. “Gun” hun die kans;
ervaring is de beste leermeester. (! Overigens:
Ouders hebben bij de opvoeding ook recht op hun dwalingen; naar ideeën van Isaiah Berlin (1909-1997)
Waarschuw
natuurlijk wél voor ernstige en zeker voor rampzalige builen
Zelfvertrouwen
is uiterst belangrijk voor het goed functioneren van kinderen Het is even hard
nodig voor ouders bij hun verantwoordelijke taak. Enkele adviezen daartoe zijn:
Bevorderend |
Belemmerend |
− Ontwikkel een positief zelfbeeld. − Denken bepaalt hoe je je voelt. − Initiatieven waar mogelijk aanmoedigen. − “Klaag-marietje”
en “Kan-niet” − Zelfredzaamheid. |
− Slecht over zichzelf denken. − Voortdurend benadrukken dat iets − Het kleineren van zijn/haar eigen denken
en daden. − Indien iets fout gaat de schuldvraag − “Ik (ouder) doe het wel even”, in plaats |
Petje
af als men geduld als een boomkweker opbrengt bij het stimuleren van
zelfvertrouwen.
Het denken, het gevoel en de wil zijn drijfveren van ons bewust
handelen. Het zijn deze drie aspecten in het bijzonder die verdere ontwikkeling
nodig hebben. Overigens is het onderscheid tussen die begrippen niet altijd
even duidelijk, want soms denk je rationeel te handelen terwijl je je onbewust
laat leiden door je gevoelens.
Het
denken
Denken is gericht op het vinden van
oplossingen van vraagstukken, op herinnering en op verbeelding of fantasie, en
verder speelt het een rol bij het vastleggen en combineren van informatie. Het
is een hersenactiviteit, die veel energie vraagt en dus zeker vermoeiend is. In
onze maatschappij is het oplossen van problemen van groot belang. Aan dat
laatste wordt in het onderwijs dan ook veel aandacht besteed. Begrippen
beheersen, inzicht hebben en problemen kunnen oplossen, zijn vaardigheden van
ons denkvermogen. Naarmate men genoemde bekwaamheden beter kan hanteren, slaagt
men gemakkelijker in de maatschappij. En ten slotte is het een onmisbare
voorwaarde voor groei in zelfrealisatie – het zichzelf ontwikkelen tot de grens
van het mogelijke –. Naast die schoolse opleiding kan de opvoeder ook veel
betekenen voor de vorming van het denken van zijn kind.
De
kunst van het waarnemen en herinneren kan al heel jong ontwikkeld worden. Het
trainen van het herkennen van beelden en geluiden bevordert dat vermogen. En al
snel daarna komt het uitgebreider stimuleren van het denken, namelijk dan,
wanneer het kind met zijn rechterhand over het hoofd zijn linker oor kan
vastpakken – het is dan circa 5 jaar oud – .
Concentratie
bij leerprocessen neemt toe door ervoor te zorgen dat de leerling er aardigheid
aan beleeft. Regelmaat bij de studie van jongeren is voor bijna iedereen efficiënter
dan heel hard studeren op het laatste moment. Bij leren geldt: “Drie maal een uur studie is beter dan eenmaal drie uur”.
Verankering van leerstof vraagt ook voor de bolleboos herhaald opnieuw
bestuderen in plaats van een lesje erin stampen. Feedback van de opvoeder in
welke vorm dan ook moedigt het studeren aan (concrete aandacht,
bevestiging van inspanning of stimulering van de aanpak; een slecht
repetitiecijfer is een kans om het leerproces te verbeteren). En pas op: pressie van ouders
werkt bijna altijd averechts. Lange tijd kan men de opgroeiende scholier nog
ondersteunen door met hem in gesprek te zijn; uitleg van het geleerde (door student of leraar) bevordert het verankeren
van de leerstof.
Het
gevoel
Uitingen hiervan zijn o.m. huilen en
lachen. Een baby maakt er opvallend vanzelfsprekend gebruik van. De moeder
herkent aan de manier van huilen direct wat er aan de hand is. Wij volwassenen
voelen vaak onmiddellijk aan wat iemand (van ons) wil. De kunst met andere
mensen om te gaan vereist echter behalve inlevingsvermogen ook tact. Iemands
succes in relaties en contacten met anderen wordt grotendeels bepaald door zijn
emotionele intelligentie (EQ). Lichamelijk en geestelijk is men beter in balans
bij een goed ontwikkeld gevoelsleven.
De
groei ervan begint altijd met het leren waarnemen en het kunnen benoemen (bij
jezelf en bij anderen) van emoties. Het betreft o. a.:
− Angst, boosheid, verdriet, machteloosheid,
schuld en schaamte;
− De subtielere emotie: zich ongemakkelijk
voelen, met “zekerheid” aanvoelen hoe anderen over je denken;
− De negatieve emotie: overdreven eigen
schuldgevoel, iets onaangenaams altijd wijten aan anderen;
− En ten slotte gelukkig ook: opgewektheid,
vreugde en liefde.
Na waarneming
en het ervaren ervan wordt het pas vertaald in gedrag. Anders gezegd: na het
kennen/erkennen volgt het overdenken en pas daarna komt het handelen.
Gevoel
is onbewust aan denken gekoppeld; daardoor wordt het gevoel persoonlijk
gekleurd. Iemand die denkt dat geen mens hem aardig vindt, voelt dat ook zo.
Als iemand later komt dan afgesproken, kan men ongerust zijn; het kan irritatie
of nieuwsgierigheid opwekken, en men kan ook denken: hij houdt geen rekening
met mij. Invloed hierop hebben ook andere mensen in de omgeving. Arm kan men
zich voelen naast rijke buren, rijk ten opzichte van mensen uit de
derdewereldlanden. Een en ander hangt, naast de ervaring die je hebt, af van je
eigen visie.
Het
speelt verder vaak een hoofdrol bij belangrijke keuzes in het leven; o.a.: op
wie word ik verliefd, wat vind ik plezierig, wat opwindend of kalmerend. Het
bedriegt ons trouwens ook wel eens. We weten dat de aarde een bol is, maar we
ervaren hem als vlak.
Tijdens
de opvoeding moet het kind door dialoog, en door ons voorbeeld, geleerd worden
emoties te herkennen en te benoemen; en de reden ervan te achterhalen. In
tweede instantie dient het te leren hoe zich te gedragen en daarbij bedreven te
raken schadelijke gevolgen te beperken en de ontwikkeling van zijn welbevinden
te bevorderen. Opvoeders moeten bij die hulp aanvoelen wat het meest passend is
voor het betreffende kind, rekening houdend met zijn specifieke gevoeligheid.
Soms is meegaan in gevoelens en uitingen geboden, in een ander geval juist
relativeren. Het is een hele klus voor ouders! Een overmaat aan schaamte, angst
of schuldgevoel is even ongewenst als een tekort hieraan. Het luistert nauw.
Eigen normen en waarden van de leermeester zijn de meest voor de hand liggende
ijkpunten.
Het is
beter sentimenten serieus te nemen en er vooral beheerst mee te leren omgaan.
Al zijn gevoelens soms denkbeeldig en onwerkelijk, ze zijn er immers!
− Leren ze onder woorden te brengen, kan het
kind helpen ze te beheersen. Laat hem/haar er voldoende tijd voor nemen;
wegstoppen is onverstandig. Besteed die tijd bijvoorbeeld aan het beeoordelen van de redelijkheid van die gevoelens.
− Afstand van het eigen ik nemen, en als het
ware met je denkbeeldige andere ik bespreken wat de situatie is (helicopter vieuw). Kan ook anders
gereageerd worden?
− Een ander zicht op de emotie of gebeurtenis
kan leren er evenwichtig mee om te gaan.
Blozen
(van schaamte), schreeuwen (van boosheid), beven (van
angst) en
lachen (van vrolijkheid) zijn lichamelijke uitingen van
plotseling opkomende, ongeremde reacties. Vooral bij ongewenste emoties is drie
keer diep ademhalen, een ontwapenende beweging maken, of: tot tien tellen meer
op zijn plaats. Dit is erg moeilijk, maar oefening baart kunst! (Zie
gedragstherapie in “Stress”).
Bij
goed ontwikkeld zelfvertrouwen is men niet zo spoedig gekwetst en kleurt men
gebeurtenissen niet direct negatief in. (Nuttige
literatuur is: De RET-methode in “Stress”, en: Positief denken van Norman
Vincent Peale in “Geluk”).
Op
gevoel belangrijke zakelijke beslissingen nemen, wordt afgeraden, omdat
afweging van meerdere aspecten dan onvoldoende plaatsvindt. Meer passend is
middels het denkproces de zaken op een rij te zetten en daarna gemotiveerd te
besluiten. (Zie
“beslissen”) Daarentegen
geeft ons gevoel aan of we iets plezierig vinden of juist onprettig. Het uiten
ervan is dikwijls een nuttige uitlaatklep.
De
wil
Ook onze wil kan het handelen bepalen.
Deze motivator wordt gestuurd door een vorm van begeerte naar bezit, of door
drang naar een gewenste situatie (nu of later). Wilskracht,
doorzettingsvermogen en tijd zijn nodig voor het verwezenlijken van ingrijpende
plannen. Als je vóóraf al twijfelt aan succes, is de kans groot dat het
inderdaad niet lukt. Vertrouwen en/of hoop zijn nodig om doorzettingsvermogen te
bevorderen.
Iemands
wil wordt versterkt door oefeningen waarbij eerst niet moeilijke opdrachten
uitgevoerd worden. Bij succesvol verloop volgt beloning door een schouderklopje
of iets dergelijks. Langzamerhand kan daarna de moeilijkheidsgraad opgevoerd
worden. Het tegenovergestelde, het verzwakken van een drammerige wil, gaat
vergelijkbaar.
Ondanks tegenslagen kan een gewenst doel met een sterke wil toch bereikt
worden. Maar pas op, er zit een gevaarlijke kant aan (de
mogelijk daarachter liggende) begeerte naar succes; ze veroorzaakt steeds weer nieuwe wensen.
Men zegt wel: “Het meer raakt nooit vol.”
Een
ruiter zit achteloos op het driftig stappend paard. Een oude wandelaar vraagt:
“Waar gaat u naar toe?” Het antwoord dat iedereen zal verbazen luidt: “Ik weet
niet waar het paard naar toe gaat.” Net als in dát beeld zal je kind door
toevalligheden geleid worden als het geen doel, geen ideaal heeft. Een
toevalligheid of dát paard moet niet bepalen welke richting je uitgaat, maar
jij moet het einddoel en de richting bepalen!
Het
gezin
“Goed voorbeeld doet goed volgen”; deze
oude waarheid geldt vooral ook in het gezin. Ten opzichte van elkaar deugdzaam,
respectvol en rechtvaardig handelen is een belangrijke bouwsteen van het
opvoeden. Hoe ouders in de dagelijkse praktijk met elkaar omgaan is een patroon
dat zeker navolging oproept.
Kinderen
kunnen al op heel jeugdige leeftijd helpen met eenvoudige karweitjes. Elk
gezinslid kan een bijdrage leveren aan de diverse taken in de huishouding. Naar
vermogen het groepsbelang dienen stimuleert bovendien goede manieren in de
maatschappij. Taken en verantwoordelijkheden zijn al heel jong te leren. Ze
lijden daar niet onder, maar leren ervan. Bij “nieuwe” zaken wordt het jonge
kind natuurlijk geholpen, maar al spoedig is het te proberen taken toe te
vertrouwen.
Een
tiener is bijvoorbeeld te typeren als inspirator, uitvoerder, intellectueel,
technicus, organisator, handelaar of idealist. Het is zaak die “natuurlijke”
karakteristiek te begeleiden.
Overige
adviezen
1 De relatie ouder/kind is tijdens
de groei aan verandering onderhevig, namelijk van gezagsdrager naar kameraad;
eerst liefdevol sturend, later een band door dik en dun vormend.
In de baby− en kleuterfase, de
instructiefase,
heeft voorrang:
− Ouderliefde,
− Juiste voeding,
− Vaardigheden van zintuigen ontwikkelen en
− Praten met het kind;
Daarna
komt de educatiefase,
waarin het kind geleidelijk geleerd wordt ook zelf antwoorden te vinden.
Probeer het jonge kind te leren hóé te denken in plaats van wát te denken.
Eigenlijk is dat begeleiding van vraag en antwoord naar logisch redeneren.
− Ouders zijn er niet uitsluitend voor de
kinderen en kinderen niet voor de ouders; met andere woorden: aandacht en tijd
behoren in balans tussen partner en kind(eren) verdeeld te worden. Sta
bijvoorbeeld niet toe dat de kinderen uw gesprekken onnodig onderbreken. Stuur
de kleuters tijdig naar bed en neem tijd voor jezelf.
− Geef leiding aan het jonge kroost en bedenk
dat niet alles uitleg behoeft.
Een enkele keer is het geen zonde als je gebruik maakt voor jonge kinderen (<
6 á 8 jaar)
van:
“Het moet omdat ik het zeg.” of van
een:
“Schrikeffect” en zo nodig van een:
“Een pedagogische tik om ellende te
voorkomen”.
− “Beloon” ongewenst gedrag niet door teveel aandacht.
Dat gedrag kan natuurlijk ook een oorzaak hebben; let daar op.
− Positief gedrag mag / moet wel bevestigd
worden.
− “Nee” leren accepteren. Het is zelfs een
nuttig soort “opvoedvitamine”.
− Beperk overdadig veel speelgoed; eigen
creativiteit stimuleren is belangrijker. Kinderen ontwikkelen vanzelf fantasie.
(Te veel computerspelletjes doen en TV kijken
bevorderen creativiteit niet.)
2 Vele sociale en morele zaken
moeten geleerd worden; belangrijke zijn:
− Het verschil tussen het mijn en dijn.
− Afspraak is afspraak, en regels zijn regels. (Ook opvoeder houd
je daaraan!)
− Ontwikkeling mentale weerbaarheid.
(Een manier om op een gepaste manier met niet
toelaatbare begeerten, verlangens, impulsen en daden om te gaan.)
− Schoonheid van natuur en kunst. (Bijv.:
muziek, literatuur, beeldhouwwerken.)
− Seksualiteit (via directe /
indirecte weg),
moraal en kennis.
− Kunnen leven met winst, maar ook met verlies;
teleurstellingen kunnen verwerken.
− Opgewassen zijn tegen plagen en pesten.
Kinderen
gaan vanzelf wel uitproberen hoever gestelde grenzen strekken, dus dat hoeft
niet geleerd te worden.
3 Bij een probleem in de opvoeding
kan men beter het volgende scenario volgen dan “stante pede” de “fout” (denken) te weten. Het omvat:
− Beschrijving hoofdzaken van het ongewenste
gedrag. (Aanleiding, frequentie, reactie opvoeders.)
− Analyse. (Ligt de
vermoedelijke oorzaak bij het kind, de opvoeder of de omstandigheden?)
− Handelen om het gedrag te veranderen.
− Evaluatie (beoordeling).
4 De effectiviteit van studeren kan
verbeteren door herhaling, zeker van nog onbekende materie.
− Vlak voor de toets nog snel even de stof in het hoofd
stampen, lijkt op het gedrag van het mannetje in onderstaand rijmpje:
Er was eens een mannetje dat was niet wijs.
Hij bouwde zijn huisje al op het ijs.
Toen begon het te dooien en niet te vriezen,
En moest het mannetje zijn huisje verliezen.
Pas vlak voor de deadline nog even leren en je zakt
gemakkelijk
(door het ijs).
- Deugdelijk
leren door herhaling van de materie is te vergelijken met hoe in je geheugen
een ‘weg’ ontstaat:
Bij het leren loop je de
eerste keer als het ware over een grasveld,
de keer daarop zijn de
vorige stappen zichtbaar,
en daarna wordt het al
gauw een pad,
en op den duur is het
een ‘weg’ in jouw brein geworden. (het zit er dan gebeiteld in)
Modern
hersenonderzoek bevestigt deze laatste opvatting.
5 De tiener (puber) betreedt allerlei nieuwe
gebieden waarbij een “coach” wenselijk is. Voorbeelden daarvan zijn: roken,
stappen, alcoholgebruik en het hebben van een vriendje of vriendinnetje.
Tips voor die coach zijn:
− Leg uw bezorgdheid betreffende eventuele
risico's uit en onderhandel over een afspraak; misschien is een experiment een
mogelijkheid; laat blijken dat u de tiener vertrouwt.
− Zo nodig het gedrag corrigeren en niet de
persoon.
− Kan het weer goed gemaakt worden als er iets
is misgegaan? (bij ruzie bijvoorbeeld)
− Werkelijke interesse tonen, écht luisteren en
soms complimenten geven zijn hulpmiddelen tegen mogelijke onzekerheden van de
adolescent.
− Tracht
te zijner tijd de keuze van een “levenspartner” te respecteren tot het
tegendeel blijkt.
6 Ten slotte, basisprincipes voor verantwoord opvoeden zijn:
Duidelijkheid
en voorspelbaarheid bieden, grenzen en structuur behouden,
goed gedrag belonen, bij een “nee” het kind te leren dát te accepteren.
Een
gedicht:
Uw kinderen
Uw kinderen zijn uw kinderen niet
Zij zijn de zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf.
Zij komen door u, maar zijn niet van u.
En hoewel ze bij u zijn, behoren ze u niet toe.
Gij moogt geven van uw liefde, maar niet van uw gedachten.
Gij moogt hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen.
Want hun zielen toeven in het huis van morgen,
dat gij niet bezoeken kunt; zelfs niet in uw dromen.
Gij moogt proberen hun gelijk te worden
maar tracht hen niet aan u gelijk te maken.
Kahlil Gibran
Opvoeding van kinderen is één
van de dankbaarste levensopgaven.
Optimale inzet van ouders daarbij is de beste investering voor hun toekomst!
Volkswijsheid:
Kinderen hebben meer behoefte aan voorbeelden dan
aan kritiek. (Joseph Joubert)
Men kan niemand iets leren; men kan alleen helpen het binnen zichzelf te
vinden.
(Galilei)
Het doel waarnaar de ouders ten
opzichte van hun kinderen hebben te streven is dit: zichzelf overbodig te
maken. (P.H. Ritter
jr.)
Een klop op de schouder werkt vaak
beter dan een tik op de vingers. (Plume)
Literatuur:
SISO-nummer 433 (Bibliotheek rubricering)
* Een
toekomst voor u en uw kinderen. Dr. W. Dyer – ISBN 90 229 8229 7
* Stap
voor stap – over begeleiding van opvoeders – Drs. B. P. Uitenbogaard
– ISBN 90 6665 178 4
*
Opvoedingscanon site - (www.opvoedingscanon.nl )
Ontwikkeling van denken, voelen en willen
wordt net als groei van een boom bevorderd
door goede omstandigheden.
Jongste revisiedatum 23-5-2019